‘Een cirkel is eigenlijk een mild vierkant.’
Aldo van Eyck
Geregeld duikt er een kunsthistoricus op die beweert dat alle stromingen in de kunst zijn terug te voeren op lichamelijke of geestelijke gebreken. De stijl van de late Turner is te herleiden tot oogfalen, impressionisme getuigt van bijziendheid, de langgerekte figuren van El Greco zijn het gevolg van astigmatisme. (Zie bijvoorbeeld Patrick Trevor-Roper, The World Through Blunted Sight.)
De argumentatie kent echter een zwak punt. Een schilder die door een hersenafwijking een cirkel aanziet voor een vierkant, zal ook een cirkel schilderen als hij een vierkant wil tonen. Een onwetende toeschouwer zal niet opmerken dat er tussen de twee cirkels, tussen het voorbeeld en de afbeelding, een vierkant zit.
In zekere zin gaat er een vierkant schuil in iedere weergave van de werkelijkheid. Sterker nog: mensen die het volledig met elkaar eens lijken over een bepaald onderwerp, zullen niet vermoeden dat er een misverstand actief is, een onhoorbare spraakverwarring, een idiotie die van persoon tot persoon, van volk tot volk, van taal tot taal verschilt van vorm.
Misschien is moderne kunst geen vertekende weergave van de feiten, maar een getrouwe afspiegeling van de gekte die actief is in ons beeld van de normaliteit.