Onocentaurus Neerlandicus

Uit: De Topografie van de Domheid

Leo Belgicus

Karel V had zijn Bourgondische erflanden willen verenigen in een Regnum Leonum, een Leeuwenrijk, omdat elf van de zeventien provincies een leeuw in het wapenschild voerden, zoals Brabant, Limburg, Holland, Henegouwen, Zeeland, Namen en Luxemburg. Vooralsnog waren de Nederlanden een leeuwenkuil waarin de provincies elkaar naar het leven stonden. 

Ten tijde van de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) hadden de meeste Nederlanders geen idee van de vorm en omvang van hun land, laat staan van een gedeelde identiteit. De politieke trouw gold de stad, de kerk en de adelshuizen. 

In 1583 publiceerde Michael von Aitzing de eerste kaart van de zeventien verenigde provincies van de Nederlanden in de vorm van een leeuw, Leo Belgicus. De politieke kaart wilde niet alleen een idee van eenheid geven, maar ook patriottische trots te kweken. 

Opmerkelijk genoeg speelde de leeuwenkaart een rol in de strijd voor onafhankelijkheid van de noordelijke Nederlanden. Gedwongen door de omstandigheden wordt in 1588 de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden gevormd, onder het motto ‘Eendracht maakt macht’, met Amsterdam als onbetwiste hoofdstad. Zo was de tweedeling een feit.

Asinus Belgicus: klimmend en gehoefnageld

De onderlinge tweedeling tussen de zuidelijke papen en de noordelijke protestanten verhult twee innerlijke tegenstellingen; enerzijds de strijd tussen de Walen en de Vlamingen, en anderzijds de tweespalt in het Noorden. Niet alleen de ruzie tussen rekkelijken en preciezen, maar ook de strijd tussen het oosten en het westen, stad en land, rijke kooplui en arme boeren. 

In Spaanse fabels wordt de Generaliteitsleeuw die de zeven noordelijke provincies omvat, vergeleken met de ezel uit Aesopus die in het bos een leeuwenhuid vindt en aantrekt. De republikeinse ezel jaagt de dynastieke dieren schrik aan, maar als hij een groep soldaten met gebrul op de vlucht wil jagen, verraadt zijn gebalk hem. In een variant worden zijn oren hem fataal. (Asinus Belgicus; provocans, conterens, demetens fastuosum [enz.], 1586).

Onocentaurus Neerlandicus

De Onocentaurus Neerlandicus, letterlijk: de Nederlandse ezelcentaur, is een dier uit middeleeuwse bestiaria, deels mens deels ezel. In dit liminale wezen wordt de strijd tussen mens en dier, cultuur en natuur uitgevochten. 

Curious creatures in zoology; London :John C. Nimmo,1890. http://biodiversitylibrary.org/page/23574838

Het dier wordt het eerst genoemd door Pythagoras ten tijde van Ptolemaeus II Philadelphus. Claudius Aelianus (derde eeuw) schrijft: 

‘Zijn lichaam lijkt op een ezel, zijn kleur is asgrijs maar neigt onder de flanken naar wit. Het heeft een menselijk borst met spenen en een menselijk gezicht omringd door dik haar. Het kan zijn armen gebruiken om dingen te grijpen en vast te houden, maar ook om te rennen. Het heeft een gewelddadige aard en verdraagt geen gevangenschap.’ (De Natura Animalium)

In de Tenach wordt de onocentaur twee keer genoemd. Jesaja 13,22: ‘onocentaurs zullen er zich vestigen en stekelvarkens nestelen in hun huizen. Het uur heeft geslagen, en wacht niet.’ En Jesaja 34,14: ‘en geesten stuiten op de onocentaurs die naar elkaar huilen, en die zullen stoppen omdat ze rust hebben gevonden.’ De Vulgaat, de latijnse vertaling van de Septuagint door Hieronymus, volgt deze interpretatie: ‘et occurrent daemonia onocentauris et pilosus clamabit alter ad alterum ibi cibavit lamia et invenit sibi requiem’. Het Hebreeuws letterteken spelt ‘eilandbeest, hyena, jakhals’ en ‘satyr’. John Wycliffe vertaalt ‘wondurful beestis, lijk men in the hiyere part and lijk assis in the nethir part’.

Allegorisch staat de onocentaur voor mannelijke lust; de tweeledige aard van het beest symboliseert de hypocriet die het goede predikt en het slechte doet. Philippe de Thaon zegt dat de mens een mens mag heten als hij waarheidlievend is, maar een ezel als hij kwaad doet.

In de Monstrorum historia van Ulissis Aldrovandi (1522-1605), staat een overdwarse onocentaur afgebeeld, met drie armen, getekend door Nicola Tebaldini (Bologna 1642).

Morosofie: de Nederlanden zijn in zichzelf gespleten; het gaat er niet om dat de domheid de beschaving bedreigt, de cultuur heeft zich gevormd in de permanente worsteling met de eigen domheid.

www.matthijsvanboxsel.nl